Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten.
Voor wie?
Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw.
De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]Aan de workshops van 9 maart georganiseerd door de partners van de Facilitator Stadslandbouw en BoerenBruxselPaysans namen 45 personen deel, van wie 10 vollegrondteeltproducenten (Smala farming, Radiskale, 1082 nuances de saveurs, Houblons de Bruxelles, Hierba buena) en 6 grondlozeteeltproducenten (Urbileaf, ECNAM, BIGH en Alaube). Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]De conclusies van deze werkzaamheden zullen vervolgens bijdragen aan een Good Food-strategie die is aangepast aan de behoeften van de sector. Terugblik op de dag Aan de workshops van 9 maart georganiseerd door de partners van de Facilitator Stadslandbouw en BoerenBruxselPaysans namen 45 personen deel, van wie 10 vollegrondteeltproducenten (Smala farming, Radiskale, 1082 nuances de saveurs, Houblons de Bruxelles, Hierba buena) en 6 grondlozeteeltproducenten (Urbileaf, ECNAM, BIGH en Alaube). Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]– Erkennen van de multifunctionaliteit van stadslandbouw – Faciliteren van de toegang tot technische opleidingen – Oprichten en leiden van een netwerk van producenten De conclusies van deze werkzaamheden zullen vervolgens bijdragen aan een Good Food-strategie die is aangepast aan de behoeften van de sector. Terugblik op de dag Aan de workshops van 9 maart georganiseerd door de partners van de Facilitator Stadslandbouw en BoerenBruxselPaysans namen 45 personen deel, van wie 10 vollegrondteeltproducenten (Smala farming, Radiskale, 1082 nuances de saveurs, Houblons de Bruxelles, Hierba buena) en 6 grondlozeteeltproducenten (Urbileaf, ECNAM, BIGH en Alaube). Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]De drie prioriteiten die hieruit naar voren kwamen zijn de volgende: – Erkennen van de multifunctionaliteit van stadslandbouw – Faciliteren van de toegang tot technische opleidingen – Oprichten en leiden van een netwerk van producenten De conclusies van deze werkzaamheden zullen vervolgens bijdragen aan een Good Food-strategie die is aangepast aan de behoeften van de sector. Terugblik op de dag Aan de workshops van 9 maart georganiseerd door de partners van de Facilitator Stadslandbouw en BoerenBruxselPaysans namen 45 personen deel, van wie 10 vollegrondteeltproducenten (Smala farming, Radiskale, 1082 nuances de saveurs, Houblons de Bruxelles, Hierba buena) en 6 grondlozeteeltproducenten (Urbileaf, ECNAM, BIGH en Alaube). Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% v
an de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw. [/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section] p maandag 9 maart kwamen 45 vollegrondteeltproducenten en grondlozeteeltproducenten, en actoren actief in de begeleiding van of het onderzoek naar stadslandbouw, samen tijdens een participatief event op initiatief van de Facilitator Stadslandbouw en het EFRO-project BoerenBruxselPaysans. Vertegenwoordigers van de administratie en van het kabinet van minister Alain Maron waren aanwezig om zich een goed beeld te vormen van de realiteit van de producenten en om samen op zoek te gaan naar mogelijke acties ter ontwikkeling van de stadslandbouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De drie prioriteiten die hieruit naar voren kwamen zijn de volgende: – Erkennen van de multifunctionaliteit van stadslandbouw – Faciliteren van de toegang tot technische opleidingen – Oprichten en leiden van een netwerk van producenten De conclusies van deze werkzaamheden zullen vervolgens bijdragen aan een Good Food-strategie die is aangepast aan de behoeften van de sector. Terugblik op de dag Aan de workshops van 9 maart georganiseerd door de partners van de Facilitator Stadslandbouw en BoerenBruxselPaysans namen 45 personen deel, van wie 10 vollegrondteeltproducenten (Smala farming, Radiskale, 1082 nuances de saveurs, Houblons de Bruxelles, Hierba buena) en 6 grondlozeteeltproducenten (Urbileaf, ECNAM, BIGH en Alaube). Hieronder enkele elementen die naar voren kwamen uit de interessante gesprekken, die kunnen helpen om een Good Food-strategie uit te werken die is aangepast aan de behoeften van de sector. Workshops ‘Obstakels en oplossingen’ en ‘Multifunctionaliteit’ De gesprekken in de werkgroepen maakten vooral duidelijk dat de stadslandbouw een atypische economische activiteit is, die verstrengeld is met verschillende netwerken. Enerzijds is ze verweven met het maatschappelijke weefsel en dus met het middenveld. Burgers nemen immers deel aan het economische leven van de meerderheid van de initiatieven, als plukkers, door geregeld een handje te helpen, of structureel deel te nemen aan de activiteiten van de boerderij. Anderzijds maakt ze deel uit van de lokale economie, die tegelijk mondiaal gericht is omdat ze producten aanbiedt waarvan de prijzen door de wereldmarkt worden beïnvloed. Dit zet stadslandbouwers ertoe aan innoverende economische modellen uit te werken en te diversifiëren. De aanwezigheid van de burgers wordt beschouwd als een voordeel, maar ook als een uitdaging die meervoudige vaardigheden vereist. Dit noopt producenten tot het volgen van opleidingen. De behoefte aan vorming en de uitwisseling van expertise en ervaringen blijkt een behoefte die de meeste Brusselse producenten gemeenschappelijk hebben. Er staan meerdere initiatieven op stapel en er is op dit vlak reeds heel wat gaande buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is nu een kwestie vooruitgang te boeken met het opleidingsaanbod en te leren van andere initiatieven inzake het delen van knowhow. Niettemin komen de lasten van deze opleidingen bovenop de productiekosten, terwijl de inkomens beperkt zijn wegens de te lage prijzen van voedingsmiddelen. Er wordt dus voorgesteld om op korte termijn na te denken over manieren om de productie- en distributiekosten te verlagen aan de hand van logistieke oplossingen, het vergemeenschappelijken van technische en administratieve instrumenten, op middellange termijn over een administratieve vereenvoudiging en een aanpassing van de regelgeving, en op lange termijn het debat te openen over de specificiteit van landbouw als een activiteit die zowel economisch als maatschappelijk van aard is. Er werd reeds gewerkt aan de erkenning en de ondersteuning van de multifunctionaliteit van stadslandbouw, naar aanleiding van het memorandum dat werd opgesteld door een reeks actoren uit het verenigingsleven en producenten, ondersteund door Le Début des Haricots. Dat memorandum stelt grosso modo het volgende: -standslandbouw zorgt voor een versterking van het sociale en menselijke kapitaal, en -voor een vermindering van de impact op het milieu, en een betere aanpassing aan de klimaatverandering. In de gesprekken van 9 maart werd veel nadruk gelegd op het belang om dit werk (versneld) voort te zetten en innovatief te zijn op het vlak van de financiering van deze functies die een aanvulling betekenen op de productie en die essentieel zijn. Wat de oprichting van een netwerk van producenten betreft, lijkt het erop dat de vollegrondteeltproducenten hier meer nood aan hebben dan de grondlozeteeltproducenten. De eerste groep is groter en neemt in omvang toe. De tweede groep is kleiner en duidelijk reeds zeer sterk met elkaar verbonden. Hun behoeften lijken niet dezelfde te zijn, behalve op het gebied van logistiek. De minister wenst dit netwerk te ondersteunen en er wordt nagedacht over een instrument dat zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van de Brusselse landbouwers. Referentiekader voor een duurzame stadslandbouw Waarom een referentiekader inzake duurzaamheid voor de stadslandbouw in het BHG? De stadslandbouwsector ontwikkelt zich sinds meerdere jaren via allerlei projecten, van groenteteelt in vollegrond, tot watercultuurteelt in dakserres of champignonproductie en de teelt van microscheuten in een kelder. Het BHG wil zich een duidelijker beeld vormen van deze sector en de projectdragers aanmoedigen tot het ontwikkelen van duurzamere projecten. Deze wens werd uitdrukkelijk geuit in de Good Food-strategie. “In 2020 levert 100% van de nieuwe professionele landbouwproductieprojecten hoge prestaties op economisch en sociaal gebied maar ook op het vlak van het leefmilieu“. Naar aanleiding daarvan kreeg het team van de Facilitator Stadslandbouw de opdracht een referentiekader inzake duurzaamheid uit te werken. Hoe? Dit instrument vloeide voort uit een proces van co-creatie tussen de experts van de Facilitator Stadslandbouw (TeV, ERU, Green SURF, Groupe One) op basis van referentie-instrumenten voor de diagnose van duurzame landbouw: het referentiekader inzake duurzaamheid CosyFood, IDEA (Indicateurs de Durabilité des Exploitations Agricoles), FADEAR (diagnose kleinschalige landbouw) en de duurzaamheidsdiagnose van het CIVAM-netwerk. De grootste uitdaging bestaat erin deze zeer doeltreffende instrumenten aan de Brusselse stadslandbouwcontext aan te passen. Dit punt werd meermaals aangehaald tijdens de werkdag. Op 9 maart werd een eerste ontwerp gepresenteerd om aan te tonen dat de Facilitator Stadslandbouw aan het instrument werkt en feedback nodig zal hebben van de producenten. Er bestaat een echte wil om het instrument samen met de producenten uit te werken, en ook om zich te baseren op bestaande studies en instrumenten. Voor wie? Het is ook belangrijk dat dit instrument kan worden gebruikt om een grote waaier aan activiteiten te analyseren, zoals groenteteelt, kruidenkwekerijen, kleine veehouderij, boomgaardweides, maar ook verschillende grondloze productiepraktijken. Bovendien wil men dat dit instrument van nut kan zijn voor uiteenlopende doelgroepen. Hieronder de driedubbele doelstelling die de deelnemers suggereerden: 1. Zelfevaluatie-instrument voor de producent met de bedoeling zijn landbouwproductie te verbeteren (economisch/ecologisch/sociaal); 2. Instrument voor administraties waarmee ze de duurzaamheid van een stadslandbouwproject kunnen objectiveren 3. Instrument voor analyse en begeleiding voor de Facilitator Stadslandbouw.[/et_pb_text][/et_pb_column][/et_pb_row][/et_pb_section]